Ruim tien jaar zet hij zich vanuit Nederland in voor minderbedeelde kinderen op Curaçao, met voetbalclinics en donaties van sportartikelen en onderwijsmateriaal. Maar Remko Bicentini wil méér. De bondscoach van Curaçao beseft dat veel jongeren niet de kansen krijgen die hij zelf heeft gehad. Met zijn Fundashon Bicentini richt hij zich nu ook op de ouders. ,,Ik wil werkgelegenheid creëren. Van donaties kan een gezin niet leven.”
Kinderen hebben structuur nodig, zegt Bicentini (50), getrouwd en vader van vier kinderen. ,,Met talent alleen red je het niet. Discipline, zelfredzaamheid, doorzettingsvermogen zijn even belangrijk.” Zijn succes heeft hij voor een groot deel te danken aan zijn vader, Moises ‘Moos’ Bicentini. Niet omdat die de eerste Antilliaanse profvoetballer in Nederland was – samen met Pedro Koolman, in 1957 bij N.E.C. – maar omdat zijn vader streng en onverbiddelijk was, zegt Bicentini. ,,Hij zei: waar je aan begint, dat maak je af. Dat gold voor alles: school, huiswerk, taken, sport… De contributie voor de sportvereniging was voor het hele jaar betaald, dus ging je ook het hele jaar. We werden plichtsgetrouw opgevoed. De kantjes er vanaf lopen was er niet bij. En opgeven al helemaal niet.”
De familie Bicentini bestond uit een elftal.
Bicentini: ,,Ja, een Curaçaose vader, Nederlandse moeder en negen kinderen. Ik ben nummer vijf. (lacht) Elke zondag zaten we op een rijtje in de kerkbank, van klein naar groot, ik in het midden. We leken wel de Dalton family. Heel wat monden om te voeden, ja. Breed hadden mijn ouders het niet, we woonden in Nijmegen in een vrij klein huis, sliepen met meerdere kinderen op een kamer. Maar ik had niet het gevoel dat ik iets tekort kwam.”
Ook aandacht niet?
Bicentini: ,,Ik had veel vaders en moeders; mijn oudere broers en zussen stuurden mij ook aan, en ik deed dat op mijn beurt bij degenen die na mij kwamen. Het was een hecht gezin, druk, actief. We gingen allemaal naar een of andere sportvereniging. Dat kostte een aardige duit, natuurlijk. Mijn vrienden hadden van die voetbalschoenen waar je als speler goed mee voor de dag komt, ik had Adam-en-Eva-schoenen, maar dat boeide me niet. Ik heb toch iets moois kunnen bereiken. Dat bewijst wel dat geld geen voorwaarde is voor succes.”
Als zoon van Moises Bicentini, lag de keuze voor N.E.C. voor de hand?
Bicentini: ,,Zo zag ik dat niet. Ik wilde niets liever dan uit de schaduw van mijn vader stappen. Ik heb hem op een gegeven moment zelfs verboden om naar wedstrijden te komen kijken. Toen ik een contract aangeboden kreeg, heb ik nog lang gedacht, dat ik dat aan mijn achternaam te danken had. Tot ik ging beseffen dat ik toch wel een aardig potje kon voetballen, vooral met mijn linkerbeen.”
Veel kinderen met een beroemde vader zouden juist trots zijn.
Bicentini: ,,Je moet je voorstellen: in Nederland was mijn vader een bezienswaardigheid. Overal waar hij kwam. Op affiches voor wedstrijden werd de deelname van ‘de zwarte speler’ aangekondigd. Alsof mensen nog nooit zoiets hadden gezien. Ik kon daar niets mee. Niet zozeer omdat ik een lichtere huidskleur heb, ik wist niet hoe ik om moest gaan met die aandacht voor het uiterlijke, dat imago. Ik was trots op hem zoals een zoon trots kan zijn op zijn vader. Maar de roem kon ik niet plaatsen, het was heel onwerkelijk. Van jongs af aan was ik erop gebrand om mijn eigen ding te doen. Op mijn zeventiende opende ik een sportzaak, ik was verkoper en speelde voetbal, jaar in jaar uit, ik moest oppassen dat ik niet al te veel hooi op mijn vork nam.”
Toch zeg je nu dat je je succes aan je vader te danken hebt.
Bicentini: ,,Aan zijn opvoeding, ja. Was ik een groot talent? Nee, dat denk ik niet. Er waren velen die meer talent hadden voor voetbal dan ik, en die sneller, beter konden leren. Waar iemand anders een uur over deed, daar deed ik misschien twee uur over. Maar ik dééd het wèl. En ik maakte het ook af. Voor alles wat ik heb bereikt, heb ik hard gewerkt. Het is me niet komen aanwaaien. Die discipline, dat doorzettingsvermogen heb ik van mijn vader. Ik heb daar nog dagelijks profijt van.”
Dit is wat je kinderen op Curaçao wilt meegeven?
Bicentini: ,,Veel kinderen op Curacao groeien op zonder vader in het gezin. Die structuur die wij thuis hadden, die is er voor veel jongeren niet. Je merkt aan hun gedrag dat ze een basis missen: niet gemotiveerd, slechte concentratie, doelloos, en dan krijg je dat ze na school gaan rondhangen. Daar proberen we met sport en activiteiten verandering in te brengen. Ik besef dat de kansen die ik als kind heb gekregen voor velen hier niet zijn weggelegd. Het is belangrijk dat de ouders begeleiding krijgen, dat zij training en scholing kunnen volgen, en gemotiveerd raken om hun kinderen te stimuleren zich te ontwikkelen. Voorwaarde is wel dat je financieel moet kunnen rondkomen; als je voortdurend in armoede leeft, alleen maar bezig bent met overleven, dan kun je geen lijnen voor de toekomst uitzetten.”
Hoe ga je dat aanpakken, begeleiding van ouders?
Bicentini: ,,Ik heb het een en ander in petto.(lacht) Dat komt. Ik zeg meestal niet waar ik mee bezig ben. Net als bij voetbal, als bondcoach, bereid ik alles tot in details voor: ik analyseer de situatie en ontwikkel een strategie. Ik werk daar vele uren en dagen aan, al weken van te voren. Best wel autistisch, eigenlijk. Ik ga alle stappen na, trek dan mijn plan, en maak een plan B, C, D…. Als een van de spelers op het laatste momen uitvalt, heb ik meedere klaar staan om hem te vervangen. Ik heb en moet ook altijd een oplossing hebben. Wil onafhankelijk zijn. Dat geldt ook voor de stichting. Bedenk dat de Fundashon Bicentini trainers en materiaal vanuit Nederland naar Curacao brengt, het gaat om hulp van buiten. ”
Is het een obstakel voor je dat je geen Papiaments spreekt?
Bicentini: ,,Zeker. Ik ben niet goed in talen, heb dat niet in me. Ik zou willen dat ik Papiaments kon spreken. En andere talen. Ik vind dat zo mooi, als iemand zich in meerdere talen kan uiten. Mij kost het Engels al grote moeite. Maar blijven proberen, hè. Ik kan wel heel goed mensen ‘lezen’. Vaak krijg ik bij de eerste indruk al door wat iemand beweegt. Ik voel dat haarfijn aan. Bij het coachen komt die gave goed van pas, ik heb direct door als een speler met iets zit, er niet helemaal bij is. De spelers laten zich ook goed door mij coachen. Ze spreken mij overigensallemaal met U aan, er is een gepaste afstand. Zodra het op het spel aankomt, is iedereen bloedserieus. Daarbuiten wordt er gelachen, gezongen, gedanst. In de spelersbus staat altijd merengue en salsamuziek aan, dan is het swingen geblazen. Maar op het veld is die knop om.”
In het jaar dat je assistent-coach werd, overleed jouw vader. Hij maakt het niet mee, dat je voor zijn sport op Curaçao bent.
Bicentini: ,,Helaas. (zwijgt) Het stadion waar hij vroeger speelde, het stadion van SUBT, is heel goed opgeknapt. Dit zijn we nog verderaan het renoveren. Waar er voorheen vooral zand was, ligt nu kunstgras. In 2013 is het hele stadion opgeknapt, binnenkort krijgt het een grote onderhoudsbeurt. Op Curaçao geloven veel mensen dat mijn vader dit allemaal ziet, vanuit de hemel. ,,Je vader is trots op je,” zeggen ze. Overal waar ik kom, valt zijn naam. Hier ben ik ‘de zoon van’. Wilde ik vroeger uit zijn schaduw stappen, nu heb ik dat niet meer. Ik ben me steeds meer voor de legende Bicentini gaan interesseren, voor die man die zo hard kon trappen, dat hij een houten doellat doormidden schoot en een keeper bloedende handen had na het stoppen van de bal. Ik luister graag naar de verhalen van mensen op Curacao die mijn vader hebben gekend, heb nu meer waardering voor hoe hij het letterlijk zo ver heeft geschopt.”
Je bent op zoek gegaan naar jouw Curaçaose roots?
Bicentini: ,,Ik heb veel vragen, weet lang niet alles over de familie van mijn vaders kant. Er zijn meer Bicentini’s dan ik had gedacht: regelmatig krijg ik een berichtje van een familielid dat ik nog niet ken. Ik wil graag weten waar de familie Bicentini vandaan komt, ik heb daar geen informatie over. Ik voel me thuis op Curaçao, voel me met het eiland verbonden. Dat gevoel wil ik meer kunnen duiden. Dus ja, ik ben wel op zoek. Op zoek naar de roots van mijn vader.”